Vaardigheden vertalen naar onderwijs:
1. Het vaststellen van een leerdoel voor elk verrijkingstraject
2. Het vertalen van dit leerdoel naar de beoogde vaardigheden van de leerling
3. Het vaststellen van criteria om deze vaardigheden te beoordelen
4. Het kiezen van onderwijsaanbod waarin de leerlingen op verschillende manieren de beoogde vaardigheden kunnen aanleren (zelf oefenen, naar anderen kijken en benoemen wat goed en minder goed gaat, door in situaties te komen waar ze niet uitkomen zonder deze vaardigheden te gebruiken, door ze in kringgesprekken te benoemen).
5. Het doorprikken van de mythe van aangeboren vermogen dat onveranderbaar is: flexibiliteit, creativiteit, probleemoplossend vermogen en andere vaardigheden zijn in aanleg verschillend, maar iedereen profiteert van het oefenen van deze vaardigheden en kan leren om zich aanzienlijk te verbeteren.
6. Het aansluiten bij de metacognitieve kracht van de leerlingen, door te zorgen voor overzicht over de leerstof en de leerdoelen, door telkens opnieuw te (laten) benoemen wat ze aan het leren zijn en waarom. Het uitnodigen van de leerling om zelf te evalueren wat al lukt en wat nog niet. Het bevorderen van transfer door leerlingen uit te dagen om nieuwe vaardigheden ook in andere situaties te gebruiken. Gezamenlijk successen en mislukkingen bespreken en evalueren (stralend falen). Koppelen van leerlingen (buddysysteem) die elkaar helpen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen.
2. Het vertalen van dit leerdoel naar de beoogde vaardigheden van de leerling
3. Het vaststellen van criteria om deze vaardigheden te beoordelen
4. Het kiezen van onderwijsaanbod waarin de leerlingen op verschillende manieren de beoogde vaardigheden kunnen aanleren (zelf oefenen, naar anderen kijken en benoemen wat goed en minder goed gaat, door in situaties te komen waar ze niet uitkomen zonder deze vaardigheden te gebruiken, door ze in kringgesprekken te benoemen).
5. Het doorprikken van de mythe van aangeboren vermogen dat onveranderbaar is: flexibiliteit, creativiteit, probleemoplossend vermogen en andere vaardigheden zijn in aanleg verschillend, maar iedereen profiteert van het oefenen van deze vaardigheden en kan leren om zich aanzienlijk te verbeteren.
6. Het aansluiten bij de metacognitieve kracht van de leerlingen, door te zorgen voor overzicht over de leerstof en de leerdoelen, door telkens opnieuw te (laten) benoemen wat ze aan het leren zijn en waarom. Het uitnodigen van de leerling om zelf te evalueren wat al lukt en wat nog niet. Het bevorderen van transfer door leerlingen uit te dagen om nieuwe vaardigheden ook in andere situaties te gebruiken. Gezamenlijk successen en mislukkingen bespreken en evalueren (stralend falen). Koppelen van leerlingen (buddysysteem) die elkaar helpen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen.
Verschillende modellen
Van twee kanten aanvliegen
-Algemene vaardigheidsdoelen- (BODEM)
Vaardigheid écht aanbieden
(uitleg en toelichting aan de kinderen)
Sterkte/ zwakte analyse door llmn zelf
Werkvorm waardoor de vaardigheid begrepen wordt Dit haal je uit bijvoorbeeld Habits of mind (pilot), Skillis (pilot), Covey
-Flow doelen-
(saus & lekkernijen naar keuze)
"Mijn pizza maakt jou niet gelukkig"
Vaardigheid écht aanbieden
(uitleg en toelichting aan de kinderen)
Sterkte/ zwakte analyse door llmn zelf
Werkvorm waardoor de vaardigheid begrepen wordt Dit haal je uit bijvoorbeeld Habits of mind (pilot), Skillis (pilot), Covey
-Flow doelen-
(saus & lekkernijen naar keuze)
"Mijn pizza maakt jou niet gelukkig"